Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Als de beurt van Esther, de dochter van Abichail, den oom van Mordechai, (die [39]hij zich ter dochter genomen had) naakte, dat zij tot den koning komen zou, [40]begeerde zij niet met al, dan wat Hegai, des konings kamerling, de bewaarder der vrouwen, [41]zeide; en Esther verkreeg [42]genade in de ogen van allen, die haar zagen. 39. Te weten, Mordechai; boven, vs.7. 40. Doende alzo blijken dat zij zich overgaf en verliet op Gods voorzienigheid. 41. Dat is, haar gaf, ordineerde; dat is, zij was met het sieraad, dat Hegai haar gaf, wel tevreden, het was dan hoedanig het was. 42. Dat is hier, aangenaamheid, gelijk Spreuk.1:9, en elders.